Weeshuiskazerne, Kloosterstraat, Naarden


Huidige toestand

Defensie stootte de kazerne in 1986 af vanwege de ongunstige ligging en de verouderde gebouwen. In de jaren 1992-1994 werd het complex ingrijpend gerenoveerd en gerestaureerd, waarbij de herkenbaarheid van het geheel zo goed mogelijk werd gehandhaafd. De noordzijde (Oude Haven) en oostzijde (Zusterenstraat) werden afgebroken en opnieuw opgetrokken in de stijl van voor de jaren negentiendertig, met lagere kappen in de noordvleugel. Beide vleugels kregen een woonbestemming. De kant van de Jan Massenstraat herbergt nu kantoren. De vroegere Waalse kerk, Kloosterstraat 33, die onderdeel was van de kazerne, huisvest het Comeniusmuseum. Dit is gewijd aan het leven en werk van de Tsjechische theoloog Jan Amos Comenius, die in het koor van deze kerk ligt begraven. De voormalige binnenplaats van de kazerne werd ingericht als tuin.

Ogenschijnlijk doet niets herinneren aan het voormalig gebruik van het complex als kazerne, op een plaquette na aan een gevel in de Kloosterstraat. De uniforme raamkozijnen aan de zijde van de binnentuin, achterzijde Jan Massenstraat, zijn mogelijk uit de defensieperiode. In de Kloosterstraat is het wachtgebouw in 1993 herbouwd in de stijl van het oude gebouw, dat onderdeel vormde van een eerder afgebroken exercitieloods. Naast het wachtgebouw staat het voormalige blok voor gehuwde militairen, Kloosterstraat 39-41. Dit had en heeft zijn eigen ingangen aan de straatzijde en is de enige echt militaire bebouwing die van het complex resteert.

Geschiedenis

De geschiedenis van de bebouwing die in later eeuwen de Weeshuiskazerne zou vormen, gaat terug tot 1440. In dat jaar werd het Mariënconvent in gebruik genomen, een nonnenklooster. Het was zoals de meeste kloosters opgebouwd als een groot vierkant: een aan vier zijden door bebouwing omsloten tuin. Tijdens de Reformatie werden alle eigendommen van de katholieke kerk onteigend, waaronder het klooster. Het ging in 1578 over in handen van de stad Naarden en deed voortaan dienst als weeshuis. De kerk van het klooster bleef als zodanig dienst doen voor onder meer gevluchte Franstalige calvinisten en kwam bekend te staan als 'Waalse kerk'.

In de winter van 1794-1795 drong het Franse leger de provincie Holland binnen en dit betekende het einde van de Republiek der Nederlanden. De Bataafsche Republiek die haar opvolger was kreeg een permanent Frans leger over de vloer. Voor de huisvesting ervan werden overal in de Nederlanden geschikte complexen gevorderd. Zo ook in Naarden waar het weeshuis vanaf 1809 dienst ging doen als kazerne.

Naarden was een van de laatste steden in Nederland die, na de bevrijding door Pruisen en Russen eind 1813, nog in handen was van de Fransen. Het garnizoen gaf zich pas over na de troonsafstand van Napoleon Bonaparte in 1814. De kazerne was tijdens de belegering in de maanden daaraan voorafgaand zwaar beschadigd en een terugkeer van het weeshuis als gebruiker lag niet voor de hand. De stad nam in 1820 wederom het complex over en bestemde het definitief tot kazerne. De voormalige Waalse kerk die toen dienst deed als fabriekje werd onderdeel van het kazernecomplex. Vanwege de slechte bouwkundige staat werd de kazerne in 1845 afgestaan aan het Rijk.

De Weeshuiskazerne werd gebruikt door het garnizoen van de vesting dat van 1813 tot 1839 bestond uit eenheden van de 5e en 10e Afdeling Infanterie. De kazerne kreeg in 1861 tot 1881 ook de functie van militaire strafgevangenis. Vanaf 1870 tot na de Eerste Wereldoorlog zou het garnizoen vooral bestaan uit vestingartillerie. 2e Regiment Vestingartillerie: 1870-1880, 1e Regiment Vestingartillerie: 1881-1913, 4e Regiment Vestingartillerie: 1913-1922. De diverse compagniën hiervan werden ook ondergebracht in de tussen 1875 en 1879 gebouwde bomvrije Promerskazerne en de kazerne Oud Molen. De vestingartillerie had na de wereldoorlog aan betekenis ingeboet en werd ingekrompen tot een ongenummerd regiment, tot ook dit in 1927 werd opgeheven. In dat jaar werd de vestingartillerie in Naarden omgezet in het 2e Regiment Onbereden Artillerie.
De kazerne bezat in 1925 een telefooncentrale waar de forten in de omgeving van de Vecht op waren aangesloten. Samen met de telefooncentrales in Amsterdam, Utrecht en Gorinchem waren de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie met elkaar verbonden

 
Het beeld van Comenius in de binnentuin.
 

In 1925 kwam de kazerne prominent in het landelijke nieuws vanwege de vraag “Waar ligt Comenius begraven?” De Tsjechische theoloog, filosoof en pedagoog Jan Amos Komenský, Comenius in het Latijn, had zijn laatste levensjaren in Amsterdam doorgebracht en was in 1670 begraven in Naarden. In de twintigste eeuw werd het vestingstadje een bedevaartsplaats voor de Tsjechen, die er kransen legden bij een beeld van hun volksgenoot. Maar de vraag was, waar zijn graf zich bevond. Het zou in de voormalige Waalse kerk liggen die op dat moment als wachtlokaal van de kazerne werd gebruikt.
Na jaren praten en aandringen door de regering van Tsjecho-Slowakije, werd in 1929 de vloer van het wachtlokaal open gebroken en een skelet gevonden, dat werd geïdentificeerd als dat van Comenius. Enkele dagen later werd het weer bijgezet in de blootgelegde grafkelder. De Tsjecho-Slowaakse regering drong aan op een graf dat in overeenstemming was met de betekenis van Comenius. Eind 1929 deed het departement van Defensie afstand van het koor van de kerk, dat daarna als mausoleum werd ingericht.


Om de verloren gegane ruimte te compenseren, werd de noordvleugel van de kazerne verbouwd. De staat van de kazerne was in die jaren slecht, vooral de zoldervloeren. De ziekenzaal was zwaar onvoldoende volgens een bericht van een milicien. Die had smerige vloeren en wanden en kende onvoldoende ventilatie. Wie uit de ziekenzaal naar het toilet wilde, moest de binnenplaats oversteken om door een smerig kolenhok de wc's te bereiken. De noordvleugel werd geheel gesloopt; in oude stijl weer opgetrokken, verhoogd en in 1937 weer in gebruik genomen. In 1939 werd een nieuwe vleugel opgetrokken aan wat nu de Zusterenstraat heet, waarvoor oudere kazernebebouwing moest wijken. De Gooi- en Eemlander schreef toen het klaar was: “Was de oude Weeshuiskazerne voor enkele jaren nog een somber hokkerig, ongezellig en slechte huisvesting voor militairen, thans is dat niet meer het geval.”

De onbereden artillerie werd op 1 april 1933 omgezet in het Regiment Motorartillerie, dat in 1938 werd omgezet in gewone veldartillerie. In Naarden vielen de eenheden voortaan onder 9 Regiment Artillerie. Na de mobilisatie in 1939 vertrokken zij naar hun oorlogsbestemming. Tijdens de jaren van de Tweede Wereldoorlog gebruikten diverse Duitse eenheden de kazerne en was er de Ortskommandatur gevestigd. Na de oorlog in 1945 werden er NSB'ers geïnterneerd en 1 Regiment Luchtdoelartillerie opgeleid, dat in april 1947 naar Nederlands-Indië vertrok.
Blijkbaar stond sinds die tijd de kazerne leeg, want volgens een krantenbericht zou Naarden op 1 oktober 1950 weer een garnizoen krijgen. Dat was voor korte tijd tot half mei 1951 het Regiment Luchtdoelartillerie Kornwerderzand, dat tot 1 oktober dat jaar door het Regiment Luchtdoelartillerie Betuwe werd opgevolgd.

De gebruikersgeschiedenis van de jaren 1951-1965 is niet compleet. Alleen bekend is dat het Depot van het Korps Mobiele Colonnes er van 15 november 1955 tot 1 april 1956 verbleef. In 1965 was 109 Verbindingsdienst Herstel- en Aanvullingsplaats Compagnie op de kazerne gelegerd, dat in 1968 na een reorganisatie opging in 109 Verbindingsdienstverzorgingsbataljon. Ook 110 Herstelcompagnie Elektronisch Materieel (Algemeen) kwam onder dat bataljon te vallen, met als hoofdzetel Naarden en een detachement in Ede. De staf van het bataljon was eveneens in Naarden gelegerd, de andere compagnieën elders in het land. Op 1 november 1980 wijzigde de naam van het bataljon in 109 Materieelverzorgingsbataljon. In Naarden werd door de verbindingsdienst materieel herstel op 3e echelonsniveau. Herstel van voertuigen gebeurde op andere locaties. Bij een reorganisatie in 1986 werd 110 Herstelcompagnie Elektronisch Materieel (Algemeen) opgeheven, wat het einde betekende van de aanwezigheid van de verbindingsdienst in Naarden en het afstoten van de kazerne door Defensie.

De Weeshuiskazerne was in 1986 een van de laatste kazernes die was ontstaan uit burgerbebouwing en die nog in gebruik was bij Defensie. Het complex was ondanks aanpassingen nooit een optimaal functioneel geheel geweest. Zeker niet in vergelijking met moderne kazernes. De ligging ten midden van burgerbebouwing met de smalle en steeds verder met auto's dichtslibbende straten van Naarden-vesting was een ander nadeel.

De naam

De kazerne werd, net als bij de meeste kazernes die ontstonden uit burgerbebouwing, niet vernoemd naar een persoon. In de negentiende eeuw werden kazernes meestal aangeduid naar hun ligging, naar hun gebruiker of, zoals bij deze kazerne, naar hun herkomst.

Overig

De Weeshuiskazerne is een goed voorbeeld van de legeringspraktijk op grote schaal tijdens de negentiende en ook nog twintigste eeuw. Kazernebouw en legering kwamen in de periode van 1814 tot 1860 voor rekening van de gemeenten. Voor hen was gebruik van bestaande bebouwing veelal een voordeliger oplossing dan kazerne(nieuw-)bouw. Ook ruimtegebrek voor nieuwbouw speelde een rol. Voor legering waren de gebouwen die daartoe ter beschikking werden gesteld - van pakhuizen, stallen tot kloosters - vaak matig of zelfs helemaal niet geschikt vanwege de slechte ventilatie en gebrekkige lichttoetreding. Dit leidde tot ziektes en ook sterfte onder militairen, wat verergerd kon worden door overbevolking en slechte hygiëne. Soortgelijke problemen speelden zich echter ook af in kazernes die wel als zodanig waren gebouwd. De praktijk van legering in voormalige burgerbebouwing zou slechts langzaam verdwijnen met de vervanging van dit soort kazernes door nieuwbouw, die na 1870 niet langer onder regie viel van de gemeenten maar onder het Rijk.

Een deel van de voormalige kazerne heeft de status Rijksmonument gekregen. Dit betreft in de Kloosterstraat huisnummers 29, 31, 33, 39 en 41, en Jan Maasenstraat 26 tot en met 36. Dit betreft de oudste en nog enigszins intacte delen van het complex: van Waalse kerk tot aan de hoek Jan Massenstraat-Oude Haven en het blok voormalige woningen voor gehuwde militairen.